Duitse Energiewende kost paar centen, maar dan heb je ook wat
Origineel gepubliceerd op: Energiepodium.nl
Jan Paul van Soest: “Duitsers zien vooral voordelen Energiewende”
Op de dag dat we (dochter Heleen van Soest en ondergetekende) terugkwamen van een studiereis door Duitsland om de Energiewende in het wild te bestuderen, bracht het conservatieve blog De Dagelijkse Standaard een bericht over Duitsland’s Groene Nachtmerrie.
Merkwaardig. Ging het om het zelfde Duitsland waar wij zojuist waren? En over dezelfde Energiewende als waarover wij ons net geïnformeerd hadden?
Waar zelfverklaard klimaat- en energie-expert Hans Labohm in de Dagelijkse Standaard rept over stijgende energieprijzen en verlies aan concurrentiekracht bij de Duitse industrie, en over lastenverzwaringen die de geïndoctrineerde bevolking lijdzaam draagt, komt uit onze gesprekken met betrokkenen en instituten en uit boekenkasten vol diepgravende rapporten een heel ander beeld tevoorschijn. Een beeld van vastberadenheid, ingenieurstrots en uitdagingen.
De steun voor de Energiewende is onverminderd groot, bleek onlangs uit een enquête die door de vereniging van industriële energie- en waterverbruikers BDEW was uitgezet: 89 procent van de ondervraagden staat achter de doelen van de Energiewende, maar om en nabij de helft van hen meent wel dat het veranderingsproces beter en slimmer gemanaged moet worden.
De Energiewende is een interessante cocktail van doelstellingen: los komen van de invloed van energiegrootmachten zoals het gas van Poetin, autarkie en autonomie (de wens om de toekomst zelf in de hand te nemen zonder afhankelijk te zijn van grote, onpersoonlijke energiebedrijven), het tegengaan van klimaatverandering, de mogelijkheid om een eigen duurzame energie-industrie op te bouwen, aansluitend bij de beste tradities van de Duitse maakindustrie en ingenieurscultuur, de wens de uitgaven voor energie niet naar het buitenland te zien wegspoelen, maar in lokale gemeenschappen in omloop te brengen en te houden, en nicht zuletzt de brede aversie tegen kernenergie.
De Duitse houding is in het algemeen: de schouders eronder en tijdens de rit ontwikkelen we wel de oplossingen voor de problemen die we tegenkomen.
Een populair misverstand is dat de Energiewende is ingezet om van kernenergie af te komen, maar dat klopt niet. De doelen voor hernieuwbare energie en emissiereductie waren al voor ‘Fukushima’ en de daarop gebaseerde Atomausstieg vastgelegd. Het besluit kernenergie uit te faseren heeft echter niet tot bijstelling van de eerdere doelen geleid, maar het is uiteraard wel lastiger die doelen te halen als een flinke hap CO2-vrije kernenergie uit de stroommix wordt gesneden. Niemand lijkt daar problemen mee te hebben. De houding is in het algemeen: de schouders eronder en tijdens de rit ontwikkelen we wel de oplossingen voor de problemen die we tegenkomen.
Dat is misschien wel het grootste contrast met de Nederlandse opstelling. Die gaat uit van een liefst kwantitatief doel, vervolgens rekent het CPB uit dat het doel economisch onverstandig is, waarna de politiek na enig gesoebat vindt dat het doel dan in elk geval zo kosteneffectief mogelijk moet worden gehaald. Daarbij moet liefst vooraf alles doorgerekend en onder controle zijn, anders gaat het feest sowieso niet door. En bij de eerste de beste tegenslag begint de goegemeente te mopperen dat we er nooit aan hadden moeten beginnen.
In Duitsland lijkt de ingenieurstraditie te overheersen, die ingeeft dat (technische) problemen er zijn om opgelost te worden. Die kunnen bij zo’n grootschalige operatie nooit allemaal voorzien worden, dus is leren tijdens de rit het devies. Verschillende denktanks en instituten, zoals Agora Energiewende, het Öko-Institut, de reeks aan Fraunhofer Instituten en vele andere, richten zich niet alleen op de technisch-economische aspecten van de Energiewende, maar ook op een brede en voortdurende betrokkenheid van sleutelspelers, en op het leerproces zelf. Op basis zit een duidelijke en breed gedragen agenda voor de toekomst tussen de oren. Deze omvat onder meer betere afstemming met buurlanden, het uitbreiden van de Wende-aanpak naar andere terreinen dan elektriciteit waar het tot nu toe bij is gebleven, de aanleg en versterking van hoogspanningsnetten om (wind)stroom van noord naar zuid te kunnen brengen, het slimmer maken van regionale netten om intermitterende duurzame bronnen beter in te kunnen passen, en het verbeteren van het feed-in-systeem, de Erneuerbare Energien Gesetz. Daarover lijkt iedereen het wel eens: de tarieven tot nu waren een oversubsidiëring. In Nederland zou het huis te klein zijn. Maar die constatering leidt in Duitsland niet tot grote consternatie. Ach, zo konden we optekenen, dat is misschien wel zo, maar zo is de ontwikkeling wel aan de praat gekomen. Kost een paar centen, maar dan heb je ook wat. Want de Energiewende brengt volgens onze Oosterburen toch vooral voordelen.